
Jurisprudentie
BB7196
Datum uitspraak2007-10-30
Datum gepubliceerd2007-11-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460239-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460239-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460239-07
Uitspraak d.d.: 30 oktober 2007
Tegenspraak/ dnip - oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats en datum],
wonende te [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2007.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Met een toelichting als vermeld in haar ter terechtzitting overgelegde pleitnotitie is door verdachtes raadsvrouwe aangevoerd, dat de officier van justitie in haar vervolging niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het in die toelichting vermelde handelen en/of nalaten van de politie tegen verdachte onzorgvuldig was en voor verdachte heeft geleid tot levensgevaar en onherstelbaar nadeel in het strafproces.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu haar niet is gebleken van inbreuk(en) op de beginselen van een goede procesorde, waarbij doelbewust of grof onzorgvuldig afbreuk is gedaan aan verdachtes aanspraak op een behoorlijke behandeling van zijn zaak.
Met betrekking tot de namens verdachte aan de politie gemaakte verwijten merkt de rechtbank in dat verband ten overvloede het volgende op:
- verdachte heeft zich op 14 september 2006 op eigen initiatief bij de politie gemeld, zijn identiteit kenbaar gemaakt en, na ontvangst van de cautie, een verklaring afgelegd naar aanleiding waarvan de verbalisant Nijman proces-verbaal heeft opgemaakt en hem heeft geadviseerd, zijn voornemen om Apeldoorn te verlaten, daadwerkelijk uit te voeren. De politie heeft daarbij nog ondersteuning geboden door verdachtes situatie onder de aandacht te brengen van de politie in de plaats waar verdachte (voorlopig) zou gaan wonen. Nu verdachte echter heeft verkozen te blijven wonen op zijn Apeldoornse adres en hij, anders dan de politie, precies wist hoe de zaken zich daar ontwikkelden, valt niet in te zien dat aan de politie verwijt kan worden gemaakt van de voor verdachte onveilig gebleken situatie.
- Het verwijt dat de politie door de door verdachte verstrekte informatie bij proces-verbaal heeft vastgelegd in plaats van verdachte te verwijzen naar M(eld) (M)isdaad (A)noniem en/of de CIE, miskent dat het de politie nu juist niet vrijstaat al bij de recherche bekende informatie, ter bescherming van de bron, te verdoezelen door deze informatie alsnog anoniem te laten binnenkomen via MMA en/of de CIE. Daarbij komt in dit geval nog, dat verdachte als zodanig ook zelf in de onderhavige zaak betrokken was en daardoor op dat moment geen voor de CIE bruikbare informatie kon leveren.
- door of namens verdachte is ook overigens niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt, dat zijn strafprocessuele positie is geschaad door de wijze waarop de politie met de haar bekende informatie is omgegaan en/of door de wijze waarop zij vervolgens haar onderzoek heeft ingericht. Naast het vorenoverwogene neemt de rechtbank in dit verband nog in aanmerking dat de politie, zoals verdachte kon verwachten en kennelijk ook wenste, in september 2006 terstond is overgegaan tot inbeslagneming van de in verdachtes woning aanwezige drugs, dat verdachte zelf heeft verklaard dat de door hem bedoelde drugsactiviteiten (in verband met detentie van de [medeverdachte B] vanaf eind september tot 8 december 2006 feitelijk stillagen, dat vanaf eind januari 2007 MMA-meldingen en CIE-berichten binnenkwamen die (konden) duid(d)en op hervatting van bedoelde drugsactiviteiten en dat deze informaties hebben geleid tot inzet van diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden vanaf maart 2007 tot aan het schietincident op 20 april 2007. Het onderzoek kreeg hierdoor een nieuwe dimensie en extra urgentie. Voor verdachtes strafzaak van geen belang is ten slotte, dat het na het schietincident aangetroffen pistoolholster (nog) niet is onderzocht op mogelijk relevante sporen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie, dat evenmin is gebleken van tekortkomingen, die eventueel zouden moeten leiden tot strafvermindering, zoals door de raadsvrouwe voorwaardelijk aangevoerd.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met 20 april 2007
in de gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
[medeverdachte C] en/of [medeverdachte B] en/of één of meer anderen in of omstreeks de
periode van 01 augustus 2006 tot en met 20 april 2007 in de gemeente Apeldoorn
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk hebben/heeft bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig hebben/heeft gehad een hoeveelheid
van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijven/misdrijf hij, verdachte, in/of
omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met 20 april 2007 in de
gemeente Apeldoorn, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
gelegenheid en/of midelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens)
opzettelijk behulpzaam is geweest door (telkens):
- aan die [medeverdachte B] en/of [medeverdachte C] en/of één of meer anderen zijn,
verdachtes, huissleutel te geven en/of
- zijn, verdachtes, huis ter beschikking te stellen van die [medeverdachte B] en/of
[medeverdachte C] en/of één of meer anderen en/of
- (in zijn, verdachtes, woning) een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne op te
slaan en/of te bewaren;
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 september 2006 in de gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer:
- 65,9 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne (diacetylmorfine) en/of
- 35,6 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten:
1.
dat hij in de periode van 01 augustus 2006 tot en met 20 april 2007
in de gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft
bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
en
2.
dat hij op 14 september 2006 in de gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer:
- 65,9 gram heroïne en
- 35,6 gram cocaïne,
zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de eendaadse samenloop van de misdrijven:
1. primair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod;
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting subsidiair aangevoerd dat verdachte met betrekking tot feit 1 en 2 dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging aangezien hij zich in een overmachtsituatie bevond en derhalve niet strafbaar is te achten.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu niet aannemelijk is geworden, dat voor verdachte een noodtoestand bestond waarin hij redelijkerwijs niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. De rechtbank overweegt in dit verband nog, dat verdachte zijn verhuisplan niet doorzette en dat hij niet louter passief zijn woning beschikbaar stelde, maar ook actief optrad, onder meer door het maken van drugsbolletjes, het incidenteel waarnemen voor [medeverdachte B], het beschikbaar stellen van zijn huissleutel en dergelijke.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek.
De verdediging heeft zich meer subsidiair op het standpunt gesteld dat de rechtbank verdachte zal schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel althans dat de rechtbank de hoogte van de op te leggen straf zal verlagen in de zin van artikel 359a lid 1 sub a van het Wetboek van Strafvordering vanwege alle tekortkomingen in het onderzoek.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en het reclasseringsrapport, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat
verdachte gedurende enkele maanden een ondergeschikte, maar belangrijke rol, vervulde in een omvangrijke handel in cocaïne en heroïne in de gemeente Apeldoorn en omgeving.
De rechtbank neemt eveneens in aanmerking dat stoffen als cocaïne en heroïne, naar algemeen bekend is wegens hun verslavende invloed op de gebruikers, een aanzienlijk gevaar voor de volksgezondheid opleveren.
De rechtbank is van oordeel dat de handel in verdovende middelen met kracht bestreden dient te worden.
Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking, dat aannemelijk is geworden, dat verdachte zijn medewerking slechts heeft verleend, omdat op hem door zijn medeverdachte(n) zware druk werd uitgeoefend en dat deze druk in verdachtes woning op 20 april 2007 zelfs heeft geleid tot een schietincident, waarbij verdachte aan/bij zijn knie werd verwond.
Niet is gebleken dat de verdachte enig wezenlijk profijt heeft gehad van het bewezenverklaarde. Verdachte is in september 2006 zelf naar de politie gegaan om deze te informeren over de drugshandel vanuit zijn woning. Daarbij komt dat de rechtbank, mede op grond van de verklaring van verdachte ervan uitgaat dat de activiteiten met betrekking tot de drugshandel vanuit zijn woning in de periode van 20 september 2006 tot en met 8 december 2006 feitelijk stil lagen. De verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor een opiumdelict.
Deze omstandigheden zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte laten meewegen.
De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande aanleiding om de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melde duur op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
In beslag genomen voorwerpen
Nu de in beslag genomen middelen, middelen zijn als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, dienen deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet te worden onttrokken aan het verkeer.
In beslag genomen voorwerpen
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het na te melden voorwerp aan de veroordeelde.
- 1.00 STK Telefoontoestel SONY ERICSSON voorzien van usb-kabel
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36c, 36d, 47, 55, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven goed, te weten:
- 1.00 STK Poeder Kl: wit
Gelast de teruggave van in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, aan veroordeelde, te weten:
- 1.00 STK Telefoontoestel SONY ERICSSON voorzien van usb-kabel
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Van Harreveld, voorzitter, mr. Van der Mei en mr. Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Van Aalst, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2007.